Om het mechanisme te ontgrende-
len: Druk de remhendel in. De ver-
grendeling moet automatisch terugke-
ren naar zijn oorspronkelijke stand. De
remhendel moet terugkeren naar zijn
ruststand.
Zet de parkeerrem hele-
MERK OP
maal af voordat u met uw voertuig
gaat rijden. Wanneer de remmen
tijdens het rijden slepen door een
aanhoudende druk op de hendel,
kan dit leiden tot beschadiging van
het remsysteem, een afname van
het remvermogen en/of brand.
5) Schakelhendel
Een hendel met 5 standen: P, R, N, H
en L.
Om te schakelen moet u het voertuig
helemaal stoppen en vervolgens de
hendel in de gewenste stand zetten.
Forceer de hendel niet. Kunt u niet
schakelen, schommel het voertuig dan
heen en weer om de tandwielen in de
transmissie te bewegen en probeer
het opnieuw.
SCHAKELPATROON
Stop het voertuig altijd
MERK OP
helemaal en druk op de rem voordat
u de schakelhendel verzet.
BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN/UITRUSTING
P: Parkeren
In deze stand wordt de transmissie ver-
grendeld om te helpen voorkomen dat
het voertuig beweegt. Kies altijd deze
stand wanneer het voertuig niet in ge-
bruik is.
R: Achteruit
In deze stand kan het voertuig achteruit
rijden. De snelheid van het voertuig is
beperkt.
Voor u het voertuig in achteruit
schakelt, moet u nagaan of er geen
hindernissen of omstanders ach-
ter het voertuig staan. Blijf zitten.
N: Vrijloop
In deze stand wordt de transmissie
ontgrendeld zodat het voertuig manu-
eel kan worden bewogen.
H: Hoge versnelling
Hiermee wordt het overbrengings-
mechanisme in een hoge versnelling
geschakeld. Dit is het toerentalbereik
voor normaal rijden. In deze stand kan
het voertuig zijn maximumsnelheid be-
reiken.
L: Lage versnelling
Hiermee wordt het overbrengingsme-
chanisme in een lage versnelling ge-
schakeld. Dit is de werkstand. In deze
stand kan het voertuig traag rijden met
een maximale tractie en vermogen.
Schakel naar het lage toerentalbereik
om lasten te trekken of een steile hel-
ling te beklimmen.
_____________________
WAARSCHUWING
71