RIJDEN MET UW VOERTUIG
Water vermindert het remvermogen van uw voertuig. Laat de remmen altijd dro-
gen door ze meermaals te activeren, wanneer het voertuig weer op het droge is.
Wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote invloed op uw remafstand.
Matig uw snelheid altijd wanneer u een passagier meeneemt. Voorzie een lange-
re remafstand.
Nabij water is er vaak modder of moerasland. Let op voor onverwachte gaten of
inzinkingen. Kijk ook uit voor rotsblokken, stronken enz. die gedeeltelijk begroeid
zijn.
Als u over bevroren water moet, controleer dan goed of het ijs dik genoeg is om
het totale gewicht van uzelf, uw voertuig en zijn lading te dragen. Kijk zeker uit
voor open ijs. Dit wijst erop dat het ijs niet overal even dik is. De bestuurder is
verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagier. Steek in geval van twijfel
niet over.
IJs maakt het voertuig ook moeilijker bestuurbaar. Vertraag en geef nooit bruusk
gas. Anders gaan de banden spinnen en kan het voertuig kantelen. Vermijd
bruusk remmen. Hierdoor kan uw voertuig oncontroleerbaar gaan slippen en
kantelen of kan uw passagier worden weggeslingerd. Rijd nooit in smeltende
sneeuw. Die kan de werking en besturing van het voertuig immers blokkeren.
_________
________
53
INFORMATIE OVER DE VEILIGHEID