Inhoudsopgave
Advertenties
Gebruikershandleiding van de BD Totalys™ MultiProcessor
8
Injectiepipetten
Per monster wordt er één injectiepipet op de MultiProcessor gebruikt. Voor elke gedefinieerde
locatie van een monsterpotje wordt de overeenkomstige locatie van de injectiepipet als 'vereist'
aangegeven, zoals hieronder.
•
Als u een gedeeltelijke houder definieert, worden er geen injectiepipetten gebruikt op
locaties zonder monsterpotjes. Op die locaties worden injectiepipetten ook aangegeven
als 'niet vereist', zoals hieronder.
Accessie- en 2D-sequencebarcodes koppelen
Wanneer de standaard Chain of Custody-modus staat ingesteld op 'Handmatige koppeling' voor
c-buisjes, moeten zowel de accessie- als de 2D-sequencebarcodes op die buisjes tijdens de
batchaanmelding aan elkaar worden gekoppeld.
Sla deze paragraaf over als de Chain of Custody op iets anders staat ingesteld dan op
'Handmatige koppeling'.
Wanneer deze Chain of Custody-modus wordt geselecteerd, wordt de afbeelding van de
gekoppelde accessie weergegeven voor de c-buisjes:
9
Doe het volgende als de c-buisjes zijn ingesteld op 'Handmatige koppeling':
a
Klik op c-buisje 1 in de houder (linksboven).
b
Typ of scan in het dialoogvenster Koppeling van barcodes dat wordt weergegeven, de
accessiebarcode van de potjes gevolgd door de 2D-sequencebarcode.
c
Herhaal dit voor alle c-buisjes in de houder. Nadat u de barcode van het eerste c-buisje
hebt ingevoerd, wordt het dialoogvenster Koppeling van barcodes automatisch voor de
volgende c-buisjes weergegeven.
De scanvolgorde verloopt per houder C-BUISJESKOLOMMEN (geen rijen, tenzij er slechts
één rij met potjes is).
Dummy-c-buisjes worden niet gescand, maar moeten de notatie van de 2D-sequencebarcode
hebben: @000-000-000.
Zodra de barcode voor een c-buisje is ingevoerd, verandert de afbeelding van het c-buisje (zie
hieronder).
10 Klik op de knop 'terug' als dit de enige houder in de batch is of ga verder met de onderstaande
stappen voor het toevoegen van houders aan een batch.
96
Advertenties
Inhoudsopgave
