Inhoudsopgave
Advertenties
2.3
Installatie van het instrument
2.3.1 Voorbereiding van de locatie
De BD Totalys™ MultiProcessor moet worden geïnstalleerd op een plek die vrij is van overmatige
trillingen, direct zonlicht, hoge vochtigheid, stof, extreme temperaturen en corrosieve of explosieve
dampen of gassen. De kamertemperatuur moet tussen 18,0 °C en 30,0 °C liggen. De relatieve
vochtigheid moet tussen 20% en 80% (niet-condenserend) liggen. Omgevingen waarin deze limieten
worden overschreden, kunnen en negatieve impact hebben op de prestaties van de onderdelen van
het instrument.
De BD Totalys™ MultiProcessor mag alleen worden geïnstalleerd en verplaatst door BD-vertegenwoordigers.
Het netsnoer wordt beschouwd als de hoofdschakelaar. Plaats de apparatuur niet zodanig dat het
lastig is om de hoofdschakelaar te bedienen. Zie paragraaf Paragraaf 3.5 voor meer informatie over
het netsnoer.
2.3.2 Verbinding tussen extern station en MultiProcessor
Tijdens de installatie sluit personeel van BD ten hoogste twee MultiProcessors aan op het externe
station, waarbij deze in bedrijf worden gesteld. Als twee MultiProcessors worden aangesloten, is het
volgende van toepassing:
•
Elk MultiProcessor-instrument moet een unieke naam hebben.
•
Nadat op het externe station een batch is aangemaakt, moeten alle houders van die batch op
hetzelfde MultiProcessor-instrument worden verwerkt.
•
De database van het externe station kent het batchnummer toe op het moment dat de batch
wordt aangemaakt, hetgeen ertoe leidt dat één set batchnummers wordt verdeeld over de twee
MultiProcessor-instrumenten.
•
Het logbestand bevat de instrument-id/instrumentnaam voor elke aangemaakte batch in
overeenstemming met het specifieke instrument dat de batch heeft verwerkt.
Deze verbinding tussen de twee/drie verloopt via netwerkkabels. De kabels moeten altijd aangesloten
worden gelaten.
Tijdens de werking communiceren het externe station en de MultiProcessor(s) via de netwerkkabel
over onderwerpen zoals de instrumentstatus, de houder- en batchstatus en waarschuwingen.
Als het gebeurt dat het externe station en de MultiProcessor(s) niet kunnen communiceren,
bijvoorbeeld ten gevolge van een netwerkstoring, worden de componenten aangemerkt als 'offline'.
Wanneer de instrumenten kunnen communiceren, zijn ze 'online'. De status online of offline wordt
boven aan de gebruikersinterface van het instrument aangegeven door de hieronder weergegeven
indicaties. Bovendien verschijnt de indicatie 'offline' ook op het scherm Instrumentstatus van het
externe station zodra het instrument offline gaat.
Afbeelding 2-1 – Indicaties online (links) en offline (rechts) voor instrument(en) en extern station
2 – Installatie
25
Advertenties
Inhoudsopgave
