4.2.2 Plaatsing van het barcode-etiket
Monsterpotjes
Monsterpotjes worden vooraf gelabeld met unieke 2D-sequencebarcodes. Als er echter een
andere barcode nodig is (bijvoorbeeld een 2D-accessiebarcode), moeten deze barcode-etiketten
zodanig op monsterpotjes worden aangebracht dat de barcodescanner voor monsterpotjes van
het instrument de barcodes kan lezen.
Als u een monsterpotje opnieuw moet labelen, plaatst u het nieuwe etiket precies over de huidige
2D-sequencebarcode heen. Zorg voor het volgende:
•
Het nieuwe barcode-etiket wordt recht geplakt. 2D-barcodes kunnen horizontaal of
verticaal worden aangebracht. 1D-barcodes moeten verticaal worden aangebracht.
•
Barcodes passen in de ruimte tussen de onderkant van de dop van het monsterpotje en
de inkeping aan de onderkant van het potje. Het etiket mag de inkeping niet bedekken,
want dan kan het instrument de barcode mogelijk niet goed aflezen, of het monsterpotje
niet goed oppakken en weer neerzetten. Verder verstoort het aanbrengen van te veel
etiketten het vermogen van het instrument tot verwerking van het potje.
•
Er is een kleine ruimte tussen de onderkant van de dop van het monsterpotje en de
bovenkant van de barcode. Hierdoor valt er geen schaduw over de barcode en wordt de
barcode niet geblokkeerd voor de camera.
•
Op elk monsterpotje staat één unieke barcode.
In afbeelding 4-1 wordt getoond hoe een barcode-etiket op een monsterpotje moet worden
geplaatst.
Afbeelding 4-1 – Plaatsing van een barcode-etiket op een monsterpotje
C-buisjes
C-buisjes worden vooraf gelabeld met unieke 2D-sequencebarcodes. Als er echter een andere
2D-barcode nodig is (bijvoorbeeld een 2D-accessiebarcode), moeten deze barcode-etiketten
zodanig op c-buisjes worden aangebracht dat de barcodescanner voor c-buisjes van het
instrument de barcodes kan lezen. C-buisjes worden tijdens het scannen van de barcodes niet uit
hun positie in het c-rek getild, dus het barcode-etiket moet leesbaar zijn als de c-buisjes op hun
plek staan.
4 – Bewerkingen
53