Plaats niet meer monsterpotjes dan het aantal dat wordt ingevoerd bij het
maken van een batch. Het instrument controleert de houders en geeft een
5
Plaats injectiepipetten in de monsterhouder.
•
Voor elk monsterpotje is één injectiepipet nodig.
•
Raak de tips van de injectiepipetten NIET aan om te vermijden dat er verontreinigingen
worden ingebracht.
•
Injectiepipetten moeten volledig in de gleuf worden geplaatst. Aan de zijkanten van de
monsterhouder zitten groeven waarin de vleugels op elke injectiepipet passen. Mogelijk
moet u de injectiepipet een beetje draaien en heen en weer bewegen om deze volledig
vast te drukken.
•
Zorg ervoor dat de plunjers in de injectiepipetten volledig omlaag zijn gedrukt.
4.5
Het externe station gebruiken
De monitor van het externe station biedt alle informatie die nodig is voor het aanmelden of verwijderen
van houders en batches. De informatie wordt op de schermen getoond in de vorm van pictogrammen
die de verschillende bewerkingen uitbeelden. Klik met de muis op de knop of het pictogram op het
scherm om de desbetreffende actie uit te voeren.
Zodra u begint met de aanmeldingshandelingen, worden mogelijk nieuwe knoppen of pop-upvensters
met extra opties weergegeven om u te helpen bij de aanmelding. Alle pictogrammen en knoppen
worden beschreven in paragraaf 5.
Functies die niet kunnen worden uitgevoerd (knoppen dan wel pictogrammen) worden grijs
weergegeven.
OPMERKING
foutmelding als er extra monsterpotjes zijn geplaatst.
Afbeelding 4-26 – Non-Gyn geladen monsterhouder
4 – Bewerkingen
77