37. STROOMVOORZIENING
U kunt het instrument bedienen met de volgende stroomvoorzieningscombinaties.
• Sla de betreffende handleidingen na voor meer informatie over batterijen en opladers.
• Gebruik nooit andere combinaties dan die hieronder zijn vermeld. Het instrument kan schade oplopen als u
dit toch doet.
Accessoires met een * zijn standaardaccessoires. Anderen zijn apart verkrijgbare accessoires voor
lagetemperatuurmodellen.
Batterij*
BDC70
Interfacekabel
Stroomkabel
Interfacekabel
Stroomkabel
Opmerking
• Er zijn voor de verschillende landen of gebieden waar het instrument wordt gebruikt aparte stroomkabels.
Neem contact op met uw lokale dealer voor meer informatie.
• Met behulp van de Y-kabel (EDC211) kan het instrument RS232C-communicatie (D-sub 9-pin) uitvoeren en
tegelijkertijd verbonden zijn met een externe voedingsbron.
Externe stroomvoorzieningen
• Gebruik een externe batterij (BDC60A/61A) samen met een opgeladen standaardbatterij (BDC70) om over
voldoende bedieningstijd te kunnen beschikken en het instrument in balans te houden.
• Bij het gebruik van een kabel die op een sigarettenaansteker in een auto is aangesloten, moet de motor van
de auto blijven lopen. Gebruik de 12 VDC batterij met de negatieve zijde geaard.
• Bij het gebruik van de stroomkabel (EDC213) moet de automotor uit zijn voordat de kabel wordt gebruikt.
Plaats de rode klem op de positieve zijde van de 12 VDC batterij en de zwarte op de negatieve zijde.
Oplader*
Stroomkabel*
CDC68A
EDC113A/C
(110 to 240 VAC)
EDC113B
(110 to 125 VAC)
etc.
Omvormer AC/DC
Externe batterij
Oplader
Auto-accu
209
AC/DC converter
Voor sigarettenaansteker auto