2. Draai het bovenste deel 180° en controleer de
positie van het meetpunt in het dradenkruis.
Als het meetpunt nog steeds gecentreerd is, hoeft
er niets te worden bijgesteld.
Als het meetpunt niet meer midden in het optische
schietlood ligt, voert u de volgende afstellingen uit.
PROCEDURE Afstellen
3. Corrigeer de helft van de afwijking met behulp van
de afstelschroeven op de poten van de driepoot.
4. Verwijder de kap van het optische
schietlooddradenkruis.
5. Stel met behulp van de 4 afstelschroeven van het
optische schietlood de resterende helft van de
afwijking bij zoals hieronder is geïllustreerd.
Wanneer het meetpunt op het onderste (bovenste)
deel van de illustratie ligt:
Draai de bovenste (onderste) afstelschroef iets
los, en draai de onderste (bovenste) afstelschroef
evenveel vast om het meetpunt te verplaatsen
naar een punt dat direct onder het middelpunt van
het optische schietlood ligt.
(Het beweegt naar de lijn in het figuur aan de
rechterzijde.)
Als het meetpunt op de ononderbroken lijn
(streepjeslijn) ligt:
Draai de rechter (linker) afstelschroef iets los, en
draai de linker (rechter) afstelschroef evenveel
vast om het meetpunt te verplaatsen naar een punt
dat direct op het middelpunt van het optische
schietlood ligt.
6. Controleer of het meetpunt in het middelpunt van
het dradenkruis blijft liggen als het bovenste deel
van het instrument wordt gedraaid.
Indien nodig voert u de bijstellingen opnieuw uit.
35. CONTROLES EN BIJSTELLINGEN
Kap
203
Afstelschroef