PROCEDURE Bijstellen
8. Sla de waarden X2 en Y2 op.
Druk op [OK]. Take F2 wordt weergegeven.
9. Draai de bovenhelft van het instrument 180° tot de
weergegeven hoek 180° ±1' is, en [OK] wordt
weergegeven.
10.Wacht een paar seconden tot het display gestabiliseerd is,
en sla vervolgens de automatisch gecompenseerde hoeken
X1 en Y1 op.
Druk op [YES] om de schuinstandhoeken X1 en Y1 op te
slaan. De nieuwe correctieconstante wordt weergegeven.
11. Bevestig dat de waarden in het bijstellingsbereik liggen.
Als beide correctieconstanten binnen het bereik van ±180'
liggen, selecteert u [YES] om de correctiehoek te
vernieuwen. <Instr. const> wordt hersteld. Ga verder naar
stap 12.
Als de waarden buiten het bijstellingsbereik liggen,
selecteert u [NO] om het bijstellen te annuleren en <Instr.
const> te herstellen. Neem contact op met uw lokale dealer
om de bijstelling uit te voeren.
PROCEDURE Opnieuw controleren
12.Druk op {ENT} op het scherm <Instr. const>.
13.Wacht een paar seconden tot het display gestabiliseerd is,
en lees vervolgens de automatisch gecompenseerde
hoeken X3 en Y3 af.
14.Draai de bovenste helft van het instrument tot 180°.
15.Wacht een paar seconden tot het display gestabiliseerd is,
en lees vervolgens de automatisch gecompenseerde
hoeken X4 en Y4 af.
16.In deze toestand worden de volgende offsetwaarden
(schuinstandfout nulpunt) berekend.
Xoffset = (X3+X4)/2
Yoffset = (Y3+Y4)/2
Als beide de offsetwaarde binnen het bereik van ±20" valt, is
de bijstelling voltooid.
Druk op {ESC} om terug te keren naar <Instr. const>.
Als een van de offsetwaarden (Xoffset, Yoffset) groter is dan
±20" dan herhaalt u de controle- en bijstellingsprocedures
vanaf het begin. Als het verschil ±20" blijft overschrijden na
de controle 2 of 3 keer te hebben herhaald, laat u uw lokale
dealer de bijstelling uitvoeren.
35. CONTROLES EN BIJSTELLINGEN
200
-10
7
4
-11