Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
– Trek de hendel naar u toe om het stuur vrij
te maken.
– Zet het stuurwiel vervolgens in de
gewenste stand.
– Duw de hendel vervolgens terug om het
stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren.
Als dit moeite kost, kunt u lichtjes op het
stuurwiel drukken en tegelijkertijd de hen-
del naar terugduwen.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
WAARSCHUWING
Stel het stuurwiel in, voordat u gaat rijden.
Doe dit nooit tijdens het rijden. Controleer
voordat u wegrijdt, of het stuurwiel in de
gekozen stand geblokkeerd staat.
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwij-
zers knipperen), wanneer u de auto noodge-
dwongen tot stilstand moet brengen op een
plaats waar deze gevaar of hinder voor het
verkeer kan opleveren. Druk op de knop om
de functie te activeren.
Bij een voldoende krachtige aanrijding of een
krachtige remmanoeuvre worden de alarm-
lichten automatisch ingeschakeld (zie
Stuurwielverstelling, alarmlichten
pagina 48). U kunt de functie uitschakelen met
een druk op de knop.
N.B.
De regels voor het gebruik van de alarmlich-
ten verschillen van land tot land.
02
55