Voordat de motor wordt gestart
– Trek de handrem aan.
Automatische versnellingsbak
– Zet de keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak
Zet de versnellingspook in de neutrale stand
en houd het koppelingspedaal volledig inge-
drukt. Dit is met name van belang bij strenge
vorst.
WAARSCHUWING
Neem de contactsleutel nooit tijdens het rij-
den uit het contactslot, ook niet als de auto
gesleept wordt. U loopt anders het gevaar
dat het stuurslot wordt geactiveerd, waar-
door de auto onbestuurbaar wordt.
Bij het slepen moet de contactsleutel in
stand II staan.
N.B.
Tijdens de koude start is het mogelijk dat
het motortoerental merkbaar hoger ligt dan
normaal is voor bepaalde motortypes. Dit
omdat ernaar wordt gestreefd het uitlaat-
gasreinigingssysteem zo snel mogelijk op
bedrijfstemperatuur te brengen en tegelij-
kertijd de uitstoot te beperken van stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu.
Motor starten
Benzine
– Draai de contactsleutel naar stand III.
Als de motor niet binnen 5–10 seconden
aanslaat, moet u de sleutel loslaten en een
nieuwe startpoging doen.
Dieselolie
1. Draai de contactsleutel naar stand II.
Een controlelampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden om aan te geven dat de
motor wordt voorverwarmd (zie pagina 41).
2. Draai de sleutel naar stand III, wanneer
het controlelampje uitgaat.
Automatisch starten (5 cilindermotor)
Met de functie automatisch starten hoeft u de
contactsleutel (of de startknop op modellen
met Keyless Drive, zie pagina 104) niet langer
in de startstand (stand III) vast te houden tot-
dat de motor is aangeslagen.
Draai de contactsleutel naar de startstand en
laat de sleutel weer los. De startmotor blijft
vervolgens automatisch draaien totdat de
motor is aangeslagen.
N.B.
Als u bij strenge vorst een dieselmotor start
zonder de voorgloeifunctie af te wachten, is
het mogelijk dat de automatische startfunc-
tie enkele seconden uitgesteld wordt.
06 Starten en rijden
Motor starten
Roetfilter dieselmotor (DPF)
Dieselmodellen zijn mogelijk uitgerust met een
roetfilter, waardoor een nog efficiëntere uit-
laatgasreiniging mogelijk is. Onder normale
rijomstandigheden blijven de roetdeeltjes uit
de uitlaatgassen in het filter achter. Om de
roetdeeltjes te verbranden en het filter te legen
wordt een zogeheten regeneratie gestart.
Daarvoor moet de motor de normale bedrijf-
stemperatuur hebben.
Afhankelijk van de rijomstandigheden wordt
het filter om de 300–900 kilometer geregene-
reerd. De regeneratie duurt normaal 10 tot
20 minuten. Gedurende deze tijd kan het
brandstofverbruik ietwat stijgen.
Om de motor tijdens de regeneratie zwaarder
te belasten is het mogelijk dat de achterruit-
verwarming zonder verdere indicatie spontaan
aanslaat.
Regeneratie bij koud weer
Als u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt,
komt de motor niet voldoende op temperatuur
en wordt het roetfilter niet geregenereerd en
het filter niet geleegd.
Wanneer het filter voor ca. 80 % met roetdeel-
tjes gevuld is, licht een oranje informatiesym-
bool op het instrumentenpaneel op en ver-
schijnt de melding
1
Bepaalde markten
1
06
121