KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje
1
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een markering.
De derde ring 4 of 5 wordt gebruikt voor het
vastmaken van de bovenste riem van be-
paalde kinderzitjes.
De ISOFIX verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met
het ISOFIX systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere
voorwerpen op deze verankeringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX verankerin-
gen laten controleren en het kinderzitje vervangen.
1.34
4
Plaatsen achter
De riem 2 moet tussen de rugleuning en de
hoedenplank doorgaan. Daarvoor laat u de
hoedenplank neer (raadpleeg de paragraaf
"Hoedenplank" in hoofdstuk 3). Bevestig de
haak op een van de ringen 4 gemarkeerd
met het symbool
Afhankelijk van de
auto, maak het kapje 3 los van de losse bo-
demplaat om toegang te krijgen tot de ring.
(2/2)
2
3
Zitplaats voorpassagier
Bevestig de haak van de riem 2 aan de
ring 5.
Alle zitplaatsen
Span de riem 2 zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
auto is geplaatst
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
5