Er zitten inktvlekken op het substraat
Dit probleem kan zich voordoen als er een vervuild onderdeel in aanraking komt met het substraat. Controleer de
aandrukrollen, de bodemplaat, de afdrukplaat, het dampafzuigkanaal/de uitvoerklep en de rol, en reinig deze
indien nodig.
Als de inktvlekken zich aan de zijden van het substraat bevinden en niet in het midden, en u de
substraatrandhouders gebruikt, controleert u of deze goed zijn geplaatst en schoon zijn.
Het substraat plakt vast aan de plaat
Als het substraat vastplakt aan de plaat, wordt dat meestal veroorzaakt door overmatige hitte vanuit het
drogingssysteem, overmatig vacuüm of een vieze plaat waardoor grotere frictie ontstaat en de
substraatdoorvoer wordt belemmerd. In het laatste geval stijgt het substraat mogelijk in een bel of golf voordat
het de plaat bereikt.
Een aantal suggesties om het probleem op te lossen:
1.
Controleer of het substraat dat u gebruikt, hetzelfde is als het substraattype dat u in de HP Internal Print
Server hebt geselecteerd.
2.
Controleer of u de correcte zijde van het substraat bedrukt.
3.
Controleer of u de generieke substraatvoorinstellingen voor de substraatcategorie gebruikt. Het gebruik
van onjuiste waarden kan resulteren in afwijkend substraatgedrag.
4.
Plaats het substraat opnieuw en probeer scheeftrekken te voorkomen. Controleer of u het substraat
volgens de juiste procedure laadt.
5.
Begin met de aanbevolen configuratie voor elk substraat en verhoog het vacuüm en de spanning stap voor
stap, in stappen van 5 mmH
Er zitten fysieke vlekken op het substraat
Dit komt alleen voor als substraten die gevoelig zijn voor permanente vervorming worden gebruikt. Deze vlekken
zijn met name op geïsoleerde plekken te vinden en worden veroorzaakt door substraatspanning.
Een aantal suggesties om het probleem op te lossen:
1.
Controleer of het substraat dat u gebruikt, hetzelfde is als het substraattype dat u in de HP Internal Print
Server hebt geselecteerd.
2.
Controleer of u de generieke substraatvoorinstellingen voor de substraatcategorie gebruikt. Het gebruik
van onjuiste waarden kan resulteren in afwijkend substraatgedrag.
3.
Plaats het substraat opnieuw en probeer scheeftrekken te voorkomen. Controleer of u het substraat
volgens de juiste procedure laadt.
4.
Begin met de aanbevolen configuratie voor elk substraat en verlaag het vacuüm en de spanning stap voor
stap, in stappen van 5 mmH
NLWW
O voor vacuüm en 5 N·m voor spanning.
2
O voor vacuüm en 5 N·m voor spanning.
2
Problemen met afdrukken 239