2.
Selecteer de printerconfiguratie die u wilt gebruiken; de hulp op het scherm verschijnt aan de linkerkant.
OPMERKING:
ingeschakeld wanneer voor een vorige opdracht dezelfde configuratie is gebruikt (zoals hetzelfde substraat
en profiel) en er een ernstige systeemfout is opgetreden waarna u de printer opnieuw moest opstarten.
3.
Laad het substraat. Aanwijzingen voor laden van het substraat worden weergegeven in de Internal Print
Server. Zie
informatie.
4.
Selecteer het substraattype.
5.
Klik in Internal Print Server op de knop Finish (Voltooien) om de substraatcontrole te starten en voer
vervolgens het substraattype in het venster Loaded Substrate (Geladen substraat) in.
TIP:
Als de printer 's nachts was uitgeschakeld met geladen substraat en is blootgesteld aan hoge of lage
temperaturen, moet u 13 tot 25 cm doorvoeren voor het afdrukken om te voorkomen dat de printkop vastloopt
of de inkt gaat vlekken op het substraat.
De substraatrandhouders
De randhouders voorkomen dat de randen van het substraat omkrullen waardoor het substraat vastloopt. Als
zich een soortgelijk probleem voordoet tijdens het afdrukken, dan kunt u proberen het te verhelpen met behulp
van de randhouders.
BELANGRIJK:
OPMERKING:
dik is.
TIP:
Randhouders zijn soms eenvoudiger te gebruiken als u de wagenbalk omhoog zet (zie
wagenbalk instellen op pagina
NLWW
Het vakje Reload substrate check (Substraatcontrole opnieuw laden) moet alleen worden
Een rol op de as laden op pagina 43
Sommige stoffen moeten niet worden gebruikt met randhouders; controleer dit voor gebruik.
Randhouders worden niet aanbevolen bij het afdrukken op substraat dat minder dan 0,4 mm
60); maar u kunt ze ook gebruiken zonder de wagenbalk te verhogen.
en
Een rol in de printer laden op pagina 45
voor meer
De positie van de
De substraatrandhouders
41