2.
Plaats de inktpatroon op een vlakke ondergrond en draai deze (360 graden draaien) zo vaak als
aangegeven op het etiket om te zorgen dat de inkt voor gebruik goed gemengd is.
3.
Scheur het vierkant af en vouw dit in de hendel zoals afgebeeld.
4.
Duw de nieuwe patroon op zijn plaats in de printer.
TIP:
5.
Controleer of het rubberen gedeelte rond de naald in de inktpatroonaansluiting schoon is. Maak dit
gedeelte indien nodig schoon.
6.
Sluit de inktpatroonaansluiting aan op de inktpatroon.
OPMERKING:
of de verkeerde kleur. Als u de connector niet gemakkelijk op het patroon kunt aansluiten, controleer dan of
u het juiste patroon hebt.
7.
Zorg ervoor dat de lipjes aan beide kanten van de inktpatroonaansluiting zijn geopend maar op hun plaats
staan wat aangeeft dat er verbinding is. U hoort een klikgeluid.
8.
Enkele seconden na het plaatsen van de cartridge moet de witte led gaan branden. Sluit de patroon
opnieuw aan als deze na 10 seconden niet brandt. Als de patroon verouderd of ongeldig is, zal de led rood
worden; raadpleeg de Internal Print Server voor meer informatie en herstelhandelingen.
Het is weliswaar mogelijk inktpatronen of patronen van een andere leverancier dan HP te gebruiken, maar deze
optie kent verschillende ernstige nadelen: Misschien is het niet mogelijk om met voldoende nauwkeurigheid het
inktniveau of de status van gebruikte, opnieuw gevulde of vervalste inktcartridges te bepalen. Alle service of
reparatie aan de printer als gevolg hiervan valt niet onder de garantie. Systeeminkt uitbotten, kleurkalibratie en
uitlijning van de printkop zijn aanbevolen. Als u problemen met de afdrukkwaliteit ervaart, adviseert HP over te
stappen op originele HP-inkt.
76
Hoofdstuk 7 Werken met het inktsysteem
Gebruik beide handen: Het patroon is vrij zwaar.
De aansluitingen kunnen niet worden aangesloten op inktpatronen van het verkeerde type
NLWW