7.5.2 Enable- en Stop-functies
Beide functies kunnen afzonderlijk of gelijktijdig worden
gebruikt. Welke functie moet worden gebruikt, hangt af van
de toepassing en de regelmodus van de ingangen (Niveau/
Flank [21A]).
OPMERKING: In de flanksturingsmodus moet ten minste
één digitale ingang zijn geprogrammeerd voor "Stop ",
omdat de commando's "Run Rechts" en "Run Links"
alleen in staat zijn om de softstarter te starten.
Enable
De Enable-functie wordt gebruikt als startkoppeling. Dit
betekent dat als een ingang wordt ingesteld op "Enable",
deze ingang moet worden ingesteld als actief (hoog) om een
Run-commando mogelijk te maken. Als de ingang laag is,
loopt de motor uit tot stilstand.
VOORZICHTIG!
Als de Enable-functie niet is geprogrammeerd
!
voor een digitale ingang, wordt de functie
intern als actief beschouwd.
Stop
Als de ingang laag is ingesteld (open), stopt de softstarter op
basis van de gekozen stopmodus die is ingesteld in menu [341].
7.5.3 Niveau- / Flanksturing na reset
Als de softstarter zich in de stopmodus bevindt als gevolg
van een triptoestand, kan de softstarter op afstand worden
gereset door een puls (omschakeling van "laag" naar "hoog")
op de Reset-ingang op DigIn 4.
Afhankelijk van de geselecteerde regelmethode wordt een
herstart als volgt uitgevoerd:
Run-ingangen met flanksturing
Nadat het "Reset"-commando is gegeven, moet er een nieuw
Run-commando volgen om de softstarter opnieuw te star-
ten. De ingangen zijn standaard ingesteld op flanksturing.
Dit betekent dat een ingang wordt geactiveerd door een
overgang van "laag" naar "hoog" of andersom.
OPMERKING: Flankgestuurde ingangen zijn conform de
Machinerichtlijn (zie Hoofdstuk 1.5.1, pagina 6) als de
ingangen rechtstreeks worden gebruikt om de machine
te starten en te stoppen.
De "Enable"- en "Stop"-ingangen moeten continu actief zijn
om elk commando voor start rechts of start links te kunnen
accepteren. De laatste flank (Run Rechts of Run Links) is
geldig. Als er een flankgestuurde start wordt geactiveerd,
moet er een ingang worden gebruikt voor het stop-
commando, zie Afb. 44, pagina 61. Afb. 45 geeft een
voorbeeld van een mogelijke volgorde.
62
Belangrijkste kenmerken
Flanksturing [21A]
INGANGEN
Enable
Stop
Run Rechts
Run Links
MOTORBEDIENING
Rotatie rechts
Rotatie links
Afb. 45 Ingangs- en uitgangsstatus voor flanksturing
Run-ingang met niveausturing
Als de "Run"-ingang in zijn stand blijft staan, start de
softstarter onmiddellijk nadat het "Reset"-commando wordt
gegeven.
Autoreset kan worden ingeschakeld als de "Reset"-ingang
continu actief is. De Autoreset-functies worden
geprogrammeerd in het menu "Autoreset" [240].
OPMERKING: Als de stuurcommando's zijn
geprogrammeerd voor bediening via toetsenbord of
seriële communicatie, is Autoreset niet mogelijk.
Menu [21A] "Niveau/Flank" moet op "Niveau" worden
ingesteld om niveausturing te activeren. Dit betekent dat
een ingang wordt geactiveerd door deze op continu hoog in
te stellen. Deze methode moet worden gebruikt als er
bijvoorbeeld een PLC wordt gebruikt om de softstarter te
bedienen.
VOORZICHTIG!
Niveaugestuurde ingangen zijn NIET conform
!
de Machinerichtlijn als de ingangen
rechtstreeks gebruikt worden om de
machine te starten en te stoppen.
De Enable-ingang moet continu actief zijn om elk
commando voor start rechts of start links te kunnen
accepteren. Als beide ingangen voor Run Rechts en Run
Links actief zijn, stopt de softstarter in overeenstemming
met de gekozen stopmodus in menu [341]. Afb. 46 geeft een
voorbeeld van een mogelijke volgorde.
CG Drives & Automation, 01-5980-03r1