3.
Aansluitingen
De beschrijving van de installatie in dit hoofdstuk voldoet
aan de EMC-normen en de Machinerichtlijn.
Als de softstarter vóór aansluiting tijdelijk wordt opgeslagen,
moet u de technische gegevens controleren voor de
omgevingscondities deel 13.3, pagina 159. Als de softstarter
wordt verplaatst van een koude opslagruimte naar de ruimte
waar hij moet worden geïnstalleerd, kan er zich condens op
de eenheid vormen. Laat de softstarter volledig
acclimatiseren en wacht tot alle zichtbare condens is
verdampt voordat u de netspanning aansluit.
Kabels
Dimensioneer de netvoedings- en motorkabels volgens de
lokale voorschriften en de nominale stroom van de motor.
Het is niet nodig om afgeschermde motorkabels bij de
Emotron TSA softstarter te gebruiken. Het apparaat straalt
zeer lage emissies uit.
Er hoeven ook geen afgeschermde netvoedingskabels voor de
Emotron TSA softstarter te worden gebruikt.
Voor stuursignaalkabels is het niet verplicht om
afgeschermde kabels te gebruiken om aan de EMC-
voorschriften te voldoen (deel 1.5, pagina 6) maar het wordt
wel aangeraden om storing te voorkomen.
OPMERKING: De Emotron TSA-controlprint is voorzien
van een aardvlak waarop afgeschermde kabels kunnen
worden aangesloten (zie Afb. 17 op pagina 21).
OPMERKING: Gebruik voor UL-goedkeuring alleen 75 °C
koperen draad.
CG Drives & Automation 01-5980-03r1
3.1
Netvoedings- en
motoraansluitingen
Afb. 11 Aansluiting netvoeding, motor en besturingsvoeding
100 - 240 VAC
Aansluitingen
15