Voorbeeld: Autoreset voor thermische
overbelasting
Een motor wordt beschermd door een interne beveiliging
tegen thermische overbelasting. Wanneer de beveiliging is
ingeschakeld en er zich een thermische overbelasting heeft
voorgedaan, dan wacht de softstarter totdat de motor is
afgekoeld, voordat de normale werking wordt hervat. In dit
geval is de geschatte tijd voor het afkoelen 300 seconden. Als
dit probleem zich binnen korte tijd drie keer voordoet, trips
de softstarter; de motor moet worden afgekoeld.
Doe dat als volgt:
• Schakel de Autoreset-functie in door de reset-ingang
continu op hoog in te stellen.
• Stel het maximale aantal herstarts in op 3 in menu [251].
2
• Activeer Motor I
t om automatisch te worden gereset;
stel menu [2521] in op 300 s.
• Stel relais 1, menu [551], in op "AutoRst Trip"; er is een
uitgangssignaal actief als het maximale aantal herstarts is
bereikt en de softstarter in de storingsconditie blijft.
Voorbeeld: Autoreset voor onderspanning
In een toepassing is het bekend dat de netspanning af en toe
heel even wegvalt, een zogenaamde "dip". Hierdoor activeert
de softstarter een "Onderspanningsalarm". Met de functie
Autoreset wordt deze trip automatisch gereset.
• Schakel de Autoreset-functie in door de reset-ingang
continu op hoog in te stellen.
• Activeer de functie Autoreset in menu [251], Toegestane
pogingen Autoreset.
• De autoreset voor het onderspanningsalarm wordt
geactiveerd in menu [2564]. De ingestelde
vertragingstijd begint af te tellen als de storing is
verdwenen.
Spanningsdetectie is alleen mogelijk tijdens bedrijf, dus
als de softstarter wordt gestopt door overspanning, dan
begint de vertragingstijd meteen met aftellen.
7.4
Programmeerbare I/O
Er is een aantal selecteerbare functies voor analoge en
digitale ingangen en uitgangen, verzameld onder deel 8.5,
pagina 104.
• 1 analoge ingang [510]
• 1 analoge uitgang [530]
• 4 digitale ingangen [520], met de mogelijkheid
maximaal 6 extra digitale ingangen als er uitgebreide
I/O-optieprints (max. 2) zijn gemonteerd.
• Er zijn geen digitale uitgangen beschikbaar.
• 3 relais [550], met de mogelijkheid van maximaal 6 extra
relais als er uitgebreide I/O-optieprints (max. 2) zijn
gemonteerd.
• Er zijn ook 8 virtuele I/O's [560]
CG Drives & Automation, 01-5980-03r1
7.5
Externe
bedieningsfuncties
Bediening van de Run/Stop/Enable/Reset-functies.
Standaard zijn alle run/stop-commando's geprogrammeerd
voor externe bediening via de ingangen op de klemmenstrook
op de controlprint. Standaard voor de reset-besturing zijn
extern en toetsenbord.
Met behulp van de functies "Run/Stp Sgnl" [2151] en
"Reset Sgnl" [216] kunnen deze functies worden gekozen
voor besturing via toetsenbord of buscommunicatie.
OPMERKING: Het voorbeeld in deze paragraaf beschrijft
niet alle mogelijkheden. Alleen de standaardinstellingen
(fabriek) en de meest relevante combinaties worden
getoond.
7.5.1 Standaardinstellingen van de
Run/Stop/Reset-functies
De standaardinstellingen staan in Afb. 44. In dit voorbeeld
wordt de softstarter gestart met DigIn 1 (Run Rechts) en
gestopt met DigIn 2 (Stop). Een reset na een trip kan
worden gegeven met DigIn 4. De ingangen zijn standaard
ingesteld op flanksturing.
Run Rechts
Stop
(puls)
(puls)
Controlprint
Afb. 44 Standaardinstelling van Run/Reset-commando's.
Belangrijkste kenmerken
Reset
(puls)
61