7.
Belangrijkste kenmerken
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de belangrijkste
functies van de Emotron TSA-softstarter gegeven.
7.1
De Start-, Stop- en Run-
functies instellen
7.1.1 Start- en stopbesturing
De stuursignalen voor starten en stoppen kunnen worden
gegeven vanaf het bedienpaneel met de bedieningstoetsen,
via externe bediening (dus programmeerbare I/O) of via
seriële communicatie. Geldige draairichting van de motor
wordt ingesteld in menu [219] (zie Afb. 34). Volg de
procedure in Afb. 35 voor het instellen van de start- en
stopsignalen.
Afb. 34 Rotatierichting.
Afb. 35 Beslissingsstructuur Run/Stop
CG Drives & Automation, 01-5980-03r1
Zie voor het configureren van de programmeerbare I/O de
beschrijving voor de betreffende ingang/uitgang. Zie voor
een lijst met de verschillende mogelijkheden deel 7.4,
pagina 61.
OPMERKING: Als u een verkeerd commando probeert te
geven, zoals Run Rechts terwijl de draairichting in menu
[219] is ingesteld op Run Links, dan gebeurt er niets of
wordt dat aangegeven.
Interne en externe besturingsmodus
Er wordt een extra mogelijkheid voor start- en stopbesturing
gegeven met de functie LOKAAL/EXT. van de toggle-toets
(instellen van "LOKAAL/EXT" in het menu "FunctieTts"
[2171]). De gebruiker moet zelf de functies "EXT." en
"LOKAAL" in de menu's voor "Run/Stp Sig" [2151] en
"LokRunCtrl" [2173] instellen. In dat opzicht kan er met de
toets LOKAAL/EXT. niet alleen tussen het bedienpaneel en
de I/O-besturing worden gewisseld, maar kan de toets ook
worden gebruikt om snel te wisselen tussen de locaties voor
de start- en stopbesturing. Zie de beschrijving in deel 6.5.2,
pagina 47.
Rechtsom
7.1.2 Start- en stopmethodes
Linksom
De methodes voor het starten en stoppen van de motor
worden geconfigureerd in de menu's [330] "StartInstel" en
[340] "StopInstel". Zie de beschrijvingen in deel 8.3.3,
pagina 91.
Het is ook mogelijk om een "Startlimiet" [234] als onderdeel
van de acties voor het beschermen van de motor oe te
passen. De functies die hierbij kunnen worden gebruikt, zijn
vooral tijdsinstellingen, bijvoorbeeld het beperken van het
aantal starten per uur of een minimale tijdsvertraging tussen
starten instellen. Zie voor richtlijnen voor specifieke
toepassingen "De Applicatie Functielijst" op pagina 33.
Als de functie voor de belastingsmonitor [410] is geactiveerd
(pagina 56), kan deze eventueel worden gebruikt om een
vertragingstijd voor starten voor de belastingsmonitor [417]
in te stellen om foutieve alarmen tijdens het starten te
voorkomen als gevolg van de hoge startstroom.
Spinrem
De spinrem wordt gebruikt om een vrijlopende toepassing
tot stilstand te brengen, zoals een ventilator die door de
wind draait. Spinrem kan worden gekozen als functie voor
een digitale ingang [520], zie deel 8.5.2, pagina 107. De
spinrem kan alleen worden geactiveerd als de TSA niet in
bedrijf is, dus als Stp op het display wordt weergegeven.
Belangrijkste kenmerken
49