4
Systeemcontrole
J
3 98
6
Rem- en koppelings‐
R
systeem 3 98
1 /
Parkeerrem3 98
m, o
5
Elektrische parkeerrem
3 98
2
Antiblokkeersysteem
u
(ABS) 3 99
1
Schakelen 3 99
R
2
Lane Keep Assist
L
3 99
2 /
Elektronische stabili‐
b
5
teitsregeling en Trac‐
tion Control-systeem
3 99
1
Voorverwarmen 3 100
!
2 /
Uitlaatfilter 3 100
%
3
1
AdBlue 3 100
Y
w
2 /
Spanningsverliesde‐
3
tectie 3 100
4
Motoroliedruk 3 101
I
Instrumenten en bedieningsorganen
2
Te laag brandstofpeil
Y o
3 101
4
Koelvloeistoftempera‐
W o
tuur te hoog 3 100
1
Autostop 3 101
D
1
Buitenverlichting
8
3 102
1
Dimlicht 3 102
9
C
1
Groot licht 3 102
1
Grootlichtassistentie
f
3 102
2
Systeem voor gecon‐
ò
troleerde afdaling
3 99
1
Mistlampen voor
>
3 102
1
Mistachterlicht 3 102
ø
1
Regensensor 3 102
<
2
Dodehoeksysteem
B
3 103
2
Cruisecontrol 3 102
m
2
Snelheidsbegrenzer
ß
3 103
2 /
Actieve noodrem
Ø
3
3 270
2
Portier open 3 103
h
1
Overbelastingsindi‐
&
cator 3 99
2
Oplaadkabel aange‐
j
sloten 3 101
READY 1
Auto gereed 3 101
2
Beperkt motorver‐
M
mogen 3 103
3
Storing waarschuwing
K
voetgangersveiligheid
3 103
Richtingaanwijzers
O brandt of knippert groen.
Brandt kort
De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Knippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten worden geactiveerd.
95