● luchtdebiet x
● koeling A/C
● luchtrecirculatie q
● achterruit- en buitenspiegelver‐
warming e
Verwarmbare achterruit e 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels e
3 26.
Temperatuur n
Temperatuur aanpassen door n op
de gewenste temperatuur te draaien.
HI : warm
LO : koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling l, M, K
l : naar de voorruit en de voorste
zijruiten
M : naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroosters
K : naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet x
Pas de luchtopbrengst aan door x op
de gewenste snelheid te draaien.
rechtsom : versnellen
linksom
: vertragen
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Klimaatregeling
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem
3 232.
Luchtrecirculatiesysteem q
215