200
Infotainmentsysteem
Een tekenreeks invoeren
Om een tekenreeks in te voeren,
zoals telefoonnummers:
Druk op H of I om het gewenste
teken te selecteren.
Druk op OK om het geselecteerde
teken te bevestigen.
Het laatste teken in de tekenreeks is
te wissen met Corrigeren op het
display en door op OK te drukken.
Om de positie van de cursor binnen
de ingevoerde tekenreeks te wijzigen
kunt u de tekenreeks selecteren en
op H of I drukken om de cursor
in de gewenste positie te zetten.
Druk om de tekenreeks te bevestigen
op } om OK te kunnen selecteren op
het display en druk vervolgens op
OK.
Audio- en volume-instellingen
In het menu Geluids- en volume-
instellingen kunt u de geluidskenmer‐
ken en volume-instellingen aanpas‐
sen.
De instellingen op pagina 1 zijn in te
stellen voor elke afzonderlijke audio‐
bron. De instellingen op pagina 2
worden gehandhaafd voor alle audi‐
obronnen.
Druk op G om het menu geluids- en
volume-instellingen te openen.
Druk nogmaals op G om de tweede
pagina met geluids- en volume-instel‐
lingen te openen. Of selecteer
Overige instellingen....
Geluidsaanpassing
Selecteer een geluidsstijl of pas de
geluidskenmerken afzonderlijk aan
om het geluid van het Infotainment‐
systeem aan te passen.
Geluidsstijl
Selecteer Geluidseffect om een
geluidsstijl te activeren. Druk herhaal‐
delijk op H of I om te wisselen
tussen de verschillende geluidsstij‐
len.
Als de geluidsstijl is ingesteld op
Persoonlijk, kunt u handmatig Bass
en Hoge tonen instellen.
Lage en hoge tonen
Selecteer Bass om de lage frequen‐
ties te versterken of af te zwakken.
Selecteer Hoge tonen om de hoge
frequenties te versterken of af te
zwakken.
Druk herhaaldelijk op H of I om
de instellingen aan te passen.
Let op
Bij aanpassing van de instellingen
voor Bass of Hoge tonen wordt de
toonstijl ingesteld voor Persoonlijk.
Loudness
Het Infotainmentsysteem heeft een
loudness-functie die op lagere volu‐
mes voor een betere geluidskwaliteit
zorgt. De functie staat standaard
ingesteld op Ingesch..