244
Rijden en bediening
Keuzehendel type B
Na het selecteren van een modus
gaat de keuzehendel terug naar de
middelste stand.
Parkeerstand P
Druk om Pin te schakelen op toets P
wanneer de auto stilstaat. In P zijn de
voorwielen van de auto geblokkeerd.
Trap om P uit te schakelen het rempe‐
daal in en selecteer de gewenste
modus.
De auto schakelt automatisch naar
P wanneer
● de motor wordt uitgeschakeld
● het bestuurdersportier wordt
geopend bij een rijsnelheid van
minder dan 2 km/u
Achteruitmodus R
Om naar en uit R te schakelen moet
de auto stilstaan en moet het rempe‐
daal ingetrapt zijn.
Voorzichtig
Als u naar R schakelt terwijl de
auto nog vooruit rijdt, kan de auto‐
matische versnellingsbak bescha‐
digd raken. Schakel alleen over
naar R als de auto stilstaat.
Vrij (neutraal) N
In deze stand brengt het aandrijvings‐
systeem geen koppel over op de
wielen. Alleen met D kunt u het
aandrijvingssysteem opnieuw starten
wanneer de auto al in beweging is.
Automatische modus D
Let op
Rijd bij een glad wegdek in de stand
D voor verbeterde rijomstandighe‐
den en wegligging.
Handgeschakelde modus M
In deze modus kunnen versnellingen
handmatig met behulp van de stuur‐
wielpeddels worden ingeschakeld.
M kan vanuit D in elke rijsituatie en bij
elke snelheid worden ingeschakeld.
Druk in D op knop M.
Afremmen op de motor
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, een lagere
versnelling selecteren.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is
vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de versnellingshen‐
del meermaals tussen stand D en R
heen en weer. Motor niet te hoge
toeren laten maken en snel optrekken
voorkomen.