44
Stoelen, veiligheidssystemen
Let op
Controleer of de veiligheidsgordels
niet zijn beschadigd door schoenen
of scherpe voorwerpen of verstrikt
zijn. Voorkom dat er vuil in de oprol‐
automaten terecht komt.
Let op
Gebruik bij het omdoen van de
veiligheidsgordel het gordelslot van
de betreffende veiligheidsgordel om
te zorgen dat deze goed kan
werken.
Gordelverklikker
Elke stoel is voorzien van een gordel‐
verklikker, aangeduid met een contro‐
lelampje X op de plafondconsole,
voor elke stoel één 3 96.
Veiligheidsgordelkrachtbegren‐
zers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de veilig‐
heidsgordel tijdens een botsing gelei‐
delijk wordt ontspannen.
Gordelspanners
Bij een voldoende zware frontale
botsing, of een aanrijding van
achteren of tegen de zijkant worden
de veiligheidsgordels voorin en de
veiligheidsgordel op de buitenste
zitplaatsen op de tweede zitrij strak‐
getrokken door veiligheidsgordel‐
spanners.
9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van veilig‐
heidsgordels) kan de veiligheids‐
gordelspanners in werking stellen.
Geactiveerde veiligheidsgordelspan‐
ners zijn te herkennen aan de voort‐
durend brandende controlelamp v
3 96.
Geactiveerde veiligheidsgordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen. Veiligheidsgordelspan‐
ners kunnen slechts eenmaal worden
geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de veiligheidsgordel‐
spanners kunnen verstoren. Geen
aanpassingen in de componenten
van de veiligheidsgordelspanners
aanbrengen, anders vervalt de type‐
goedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Veiligheidsgordel uit de oprolauto‐
maat trekken, zonder te verdraaien
voor u langs halen en de slottong in
de sluiting steken. Zorg tijdens het