De beeldstijl aanpassenN
3
U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door de individuele
parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Voor het
aanpassen van [Monochroom], zie pagina 56.
Parameters en hun instellingen
Scherpte
Contrast
Verzadiging
Kleurtoon
Selecteer [Beeld stijl].
1
Selecteer een beeldstijl.
2
Stel de parameters in.
3
[0] : Minder scherpe contouren [+7] : Scherpe contouren
[-4] : Laag contrast
[-4] : Lage verzadiging
[-4] : Roodachtige huidskleur
Draai het instelwiel <5> om [z
Beeld stijl] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm verschijnt waarin de
beeldstijl kan worden gekozen.
Draai het instelwiel <5> om de
gewenste beeldstijl (niet
[Monochroom]) te selecteren en
druk vervolgens op <C>.
Het instelscherm verschijnt.
Draai het instelwiel <5> om een
parameter, bijvoorbeeld [Scherpte], te
selecteren en druk vervolgens op <0>.
Draai het instelwiel <5> om de
gewenste instelling te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
Om terug te keren naar het keuzescherm,
drukt u op de knop <M>.
Instellingen die afwijken van de
standaardinstelling worden in blauw
weergegeven.
[+4] : Hoog contrast
Hoge verzadiging
[+4] :
Geelachtige huidskleur
[+4] :
55