Camera-instellingen opslaanN
3
De meeste van camera-instellingen kunnen worden gemaakt met de instelling <l>
onder het programmakeuzewiel. Stel de opnamemodus in op een willekeurige
modus, behalve de volautomatische modus <1>. De camera instellingen
kunnen niet worden opgeslagen in de volautomatische modus <1>.
Opname-instellingen
Opnamemodus en -instellingen, AF-modus, AF-puntselectie,
lichtmeetmodus, ISO-waarde, transportmodus, belichtingscompensatie,
flitsbelichtingscompensatie, witbalans
Menu-instellingen
Kwaliteit, pieptoon, foto zonder CF, AEB, WB SHIFT/BKT, handmatige
witbalans, kleurtemperatuur, kleurruimte, beeldstijl, kijktijd, AF-punten,
histogram, uitschakelen, beeld omkeren, LCD-helderheid,
bestandsnummering (methode), persoonlijke voorkeuze (C.Fn)
Zelfs wanneer het programmakeuzewiel is ingesteld op <l> kunt u nog steeds
de transportmodus en menu-instellingen wijzigen. Als u de wijzigingen wilt
doorvoeren onder de instelling <l>, volgt u de hierboven beschreven procedure.
Om de instellingen te bekijken die zijn opgeslagen onder <l>, draait u het
programmakeuzewiel naar de instelling <l> en drukt u op de knop <B>.
De opgeslagen instellingen worden weergegeven op het LCD-scherm.
Om de instelling <l> terug te zetten op de standaardinstelling, selecteert u [Wis
opgeslagen camera inst.] zoals beschreven in stap 2 op pagina 150. De
instellingen worden teruggezet op de instellingen die worden getoond op pagina 37.
148
Selecteer [Camera inst. opslaan].
1
Draai het instelwiel <5> en
selecteer [c Camera inst. opslaan]
en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK].
2
Draai het instelwiel <5> en selecteer
[OK] en druk vervolgens op <0>.
De volgende camera-instellingen
worden opgeslagen onder instelling
<l> van het programmakeuzewiel: