1Volautomatisch gebruiken
Om snel en gemakkelijk opnamen te maken, hoeft alleen maar de camera te richten
en op de ontspanknop te drukken. De camera beschikt over negen AF-punten
waarop kan worden scherpgesteld. Zo wordt goed fotograferen wel heel eenvoudig.
AF-punt
focusbevestigingslampje
Sluitertijd
Diafragma
46
Stel het programmakeuzewiel in op <1>.
1
De AF-modus wordt automatisch ingesteld
op <9>, de transportmodus
wordt ingesteld op <u> en de
lichtmeetmodus wordt ingesteld op <q>.
Richt een AF-punt op het onderwerp.
2
Uit de negen AF-punten selecteert de
camera automatisch het AF-punt dat
zich het dichtst bij het onderwerp
bevindt en stelt hierop scherp.
Stel scherp op het onderwerp.
3
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen op het onderwerp.
Het AF-punt waarop wordt scherpgesteld,
knippert kort rood. Op hetzelfde moment
is een pieptoon te horen en brandt het
focusbevestigingslampje <o> in de
zoeker.
Kijk op het display.
4
De sluitertijd en de diafragmawaarde
worden automatisch ingesteld en
weergegeven in de zoeker en op het
LCD-paneel.