AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
WEGWIJS
IN UW AUTO
ALGEMEEN
De automatische klimaatregeling regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in het interieur.
VEILIGHEID
De temperatuurregeling is gebaseerd op de
"gevoelstemperatuur": d.w.z. dat het systeem continu werkt
om het comfort in het interieur constant te houden en
eventuele verschillen in de weersomstandigheden buiten te
STARTEN
compenseren, ook zonnestraling (gesignaleerd door een
EN RIJDEN
zonnestralingssensor). De automatisch gecontroleerde
parameters en functies zijn:
❒ luchttemperatuur uit de luchtroosters;
LAMPJES
❒ luchtverdeling uit de luchtroosters;
EN MELDINGEN
❒ aanjagersnelheid
(traploze regeling van de luchtstroom);
❒ inschakeling van de compressor
NOODGEVALLEN
(voor koelen en drogen van de lucht);
❒ luchtrecirculatie.
Deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd, d.w.z. dat
ONDERHOUD
u het systeem kunt regelen door naar wens een of meer
EN ZORG
functies te selecteren en te wijzigen. Op deze manier worden
de functies die handmatig zijn gewijzigd niet langer
automatisch door het systeem geregeld. Het systeem grijpt
TECHNISCHE
alleen in om veiligheidsredenen (bijv. kans op beslaan). De
GEGEVENS
handmatige instellingen hebben voorrang boven de
automatische instellingen en blijven in het geheugen
opgeslagen totdat de gebruiker de regeling weer overlaat aan
de automatische werking door opnieuw op de knop AUTO
ALFABETISCH
te drukken, behalve in de gevallen dat het systeem om
REGISTER
veiligheidsredenen ingrijpt. Als handmatig een functie wordt
aangepast, blijven de andere functies echter automatisch
60
geregeld.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd automatisch
geregeld op basis van de ingestelde temperatuur op het display
(behalve als het systeem is uitgeschakeld of in enkele
omstandigheden als de compressor is uitgeschakeld).
De volgende parameters en functies kunnen handmatig
worden ingesteld en gewijzigd: luchttemperatuur;
aanjagersnelheid (traploze regeling); luchtverdeling in zeven
standen; inschakelen van de compressor; snelle
ontwaseming/
ontdooiing; luchtrecirculatie; uitschakeling van het systeem;
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 59
A Knop AUTO voor automatische regeling van alle functies.
B Keuzeknop voor de luchtverdeling.
C Display.
D Drukknop "MAX DEF"-functie.
fig. 59
F0N0831m