Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 136
en attenderen de bestuurder via een repeterend
geluidssignaal op de aanwezigheid van obstakels achter de
auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de
achteruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.

AKOESTISCH SIGNAAL

Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er automatisch
een onderbroken geluidssignaal.
Het geluidssignaal:
❒ neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❒ klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❒ blijft constant als de gemeten afstand onveranderd blijft,
terwijl, als deze situatie zich voordoet bij de sensoren
aan de zijkant, het signaal na 3 seconden onderbroken
wordt, om bijvoorbeeld signalen te voorkomen als u
langs een muur rijdt.
Meetbereik
Meetbereik in het midden:
140 cm ±10 cm
Meetbereik aan de zijkant: 60 cm ±20 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan reageren
zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de parkeersensoren gaat bij het inschakelen
t
van de achteruit het lampje
branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele
display (voor bepaalde uitvoeringen/markten) (zie het
hoofdstuk "Lampjes en meldingen").
fig. 136
op het instrumentenpaneel
F0N0119m
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
121

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave