Inhoudsopgave
Advertenties
6. Reiniging en onderhoud
6.1 Het beademingsapparaat reinigen
De buitenkant van het beademingsapparaat moet telkens vóór en na gebruik bij een patiënt worden gereinigd
en vaker indien nodig.
1.
Haal de stekker uit het stopcontact en reinig het voorpaneel en de buitenkant van de behuizing wanneer
dit nodig is met een schone doek die met water en een niet-agressief reinigingsmiddel is bevochtigd.
2.
Inspecteer het apparaat en de slang na de reiniging op beschadiging. Vervang alle beschadigde
onderdelen.
3.
Laat het apparaat volledig droog worden voordat u de stekker van het apparaat in het stopcontact steekt.
6.1.1 Reiniging voor meerdere gebruikers
Waarschuwing: Als u het apparaat bij meerdere patiënten gebruikt, moet u het bacteriefilter afvoeren en vervangen telkens
wanneer het apparaat wordt gebruikt bij een andere patiënt.
Wanneer u het apparaat bij meerdere patiënten gebruikt, ga dan als volgt te werk om het te reinigen vóór elke
nieuwe patiënt.
1.
Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact alvorens het te reinigen.
2.
Reinig alleen de buitenkant van het apparaat. Gebruik een doek met een van de volgende
reinigingsmiddelen om de buitenkant van het apparaat te reinigen:
-
niet-agressief reinigingsmiddel
-
waterstofperoxide, 3%
-
91% isopropylalcohol
-
70% isopropylalcohol
-
azijn, 5% zuurgraad
-
water
-
chloorbleekmiddel, huishoudelijk 5,25% natriumhypochloriet, oplossing van 1 deel in 5 delen water
-
DisCide-doekjes
3.
Inspecteer het apparaat en alle onderdelen van het circuit op beschadiging na het reinigen. Vervang alle
beschadigde onderdelen.
4.
Laat het apparaat volledig droog worden voordat u de stekker van het apparaat in het stopcontact steekt.
Hoofdstuk 6 Reiniging en onderhoud
51
Advertenties
Inhoudsopgave
