Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Detectie Van Behandelingsgebeurtenissen; Gebeurtenisdetectie In Modi Met Een Back-Upademhalingssnelheid - Philips Respironics BiPAP A30 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

2.3 Detectie van behandelingsgebeurtenissen

Het apparaat bewaakt de ademhaling en detecteert apneus, hypopneus en andere
behandelingsgebeurtenissen (naarmate beschikbaar).
Gebeurtenis
Detectie van
Een apneu wordt gedetecteerd wanneer er gedurende ten minste 10 seconden een
apneu bij
vermindering van 80% in de luchtflow ten opzichte van de referentiewaarde is of
geblokkeerde
wanneer er gedurende 10 seconden geen luchtflow wordt gedetecteerd. Gedurende
luchtweg /
de apneu worden er een of meer druktestpulsen toegediend door het apparaat. Het
apneu bij
apparaat evalueert de reactie van de patiënt op de testpuls(en) en beoordeelt of de
doorgankelijke
apneu heeft plaatsgevonden terwijl de patiënt een doorgankelijke luchtweg of een
luchtweg
geblokkeerde luchtweg had. De luchtweg wordt als doorgankelijk beschouwd als de
druktestpuls een significante hoeveelheid flow voortbrengt; anders wordt de luchtweg
als geblokkeerd beschouwd.
Detectie van
RERA ('respiratory effort-related arousal' [aan ademhalingsinspanning gerelateerd
RERA
ontwaken]) wordt gedefinieerd als een ontwaken uit de slaap dat volgt op een reeks
ademhalingen van ten minste 10 seconden die worden gekenschetst door een
toenemende ademinspanning, maar dat niet aan de criteria voor apneu of hypopneu
voldoet. Dit hoeft niet gepaard te gaan met snurken, hoewel dit gewoonlijk het geval
is. Het RERA-algoritme controleert op een reeks ademhalingen die zowel een subtiele
vermindering in de luchtflow als een progressieve flowbeperking vertonen. Als deze
ademhalingsreeks wordt beëindigd door een plotselinge toename in de luchtflow samen
met de afwezigheid van een flowbeperking en de gebeurtenis niet voldoet aan de
voorwaarden voor een apneu of hypopneu, duidt dit op een RERA.
Periodieke
Een aanhoudend ademhalingspatroon met afnemende en toenemende ademhaling dat
ademhaling
zichzelf om de 30 à 100 seconden herhaalt. Het dieptepunt van het ademhalingspatroon
wordt gekenschetst door een vermindering in de luchtflow van ten minste 40% ten
opzichte van een vastgestelde referentieflow. Het patroon moet diverse minuten
aanwezig zijn voordat het als periodieke ademhaling kan worden geïdentificeerd.
Detectie van
Er wordt een hypopneu gedetecteerd wanneer er gedurende ten minste 10 seconden
hypopneu
een vermindering van ongeveer 40% in de luchtflow in vergelijking met de
referentiewaarde is.
Detectie van
Er worden door snurken veroorzaakte trillingen gedetecteerd wanneer een specifieke
snurken
frequentie wordt gedetecteerd gedurende het inademingsgedeelte van de ademhaling
van de patiënt. De detectie van door snurken veroorzaakte trillingen staat uit bij drukken
van meer dan 16 cm H
Grote lek
Het lekkageniveau is zo hoog dat het niet langer mogelijk is ademhalingsgebeurtenissen
met statistische nauwkeurigheid vast te stellen.

2.3.1 Gebeurtenisdetectie in modi met een back-upademhalingssnelheid

Als het apparaat in een modus staat die zijn eigen back-upademhaling levert, zoals de S/T-, PC- of T-modus,
levert het apparaat GEEN testpuls. Het gebruikt daarentegen de back-upademhaling van de machine en
evalueert voor welk type apneu (indien van toepassing) het dit moet scoren.
Definitie
O.
2
Hoofdstuk 2 Behandelingsmodi en functies
17

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave