Bediening
z
U kunt als volgt triggerniveaus instellen:
1. Selecteer een parameter.
Het parametermenu wordt weergegeven (Afbeelding 5-38).
2. Selecteer Triggerniveaus instellen.
De actieve triggerniveaulijn wordt als een doorlopende zwarte lijn, samen met een
positiewaarde op het scherm weergegeven (Afbeelding 5-39).
Er moet een boven- en ondergrens voor het triggerniveau worden ingesteld.
3. Stel het bovenste triggerniveau in met de pijlen omhoog b en omlaag d om de
triggerniveaulijn op de PID-grafiek te plaatsen en druk op Y/a.
Als het triggerniveau is ingesteld, verandert de doorlopende zwarte lijn in een stippellijn
en wordt de positiewaarde niet meer weergegeven (Afbeelding 5-40).
1— Bovenste triggerniveau
2— Onderste triggerniveau
4. Stel het onderste triggerniveau in met de pijlen omhoog b en omlaag d en druk op Y/a.
Afbeelding 5-38
Voorbeeld van het parametermenu
Afbeelding 5-39
Voorbeeld van een actieve triggerlijn
Afbeelding 5-40
Voorbeeld van ingestelde triggerniveaus
47
Data grafisch weergeven