Bediening
Parameters vergrendelen
U kunt parameters op hun plaats vergrendelen voor een aangepaste lijstweergave.
z
U kunt een parameter als volgt vergrendelen:
1. Druk op de bovenste werkbalk op de pijl omlaag d.
2. Selecteer de parameter die u wilt vergrendelen.
Het parametermenu wordt weergegeven (Afbeelding 5-29).
3. Selecteer Vergrendelen.
Links van de naam van de parameter wordt een vergrendelsymbool weergegeven
(Afbeelding 5-30). Als u door de lijst schuift, blijft de vergrendelde parameter op
zijn plaats.
4. Herhaal de bovengenoemde stappen om meerdere parameters te vergrendelen.
5. Druk op N/X om terug te gaan naar de bovenste werkbalk.
z
Om parameters te ontgrendelen, doet u het volgende:
1. Selecteer een vergrendelde parameter en selecteer Ontgrendelen in het
parametermenu.
Het vergrendelsymbool verdwijnt en de parameter kan weer worden verschoven
zoals eerst.
2. Druk op N/X om terug te gaan naar de bovenste werkbalk.
z
U kunt op de volgende manieren alle parameters tegelijkertijd ontgrendelen:
•
Selecteer een vergrendelde parameter en selecteer Alle ontgrendelen
in het parametermenu.
•
Selecteer een optie in het menu In-/uitzoomen.
Afbeelding 5-29
Voorbeeld van het parametermenu
Afbeelding 5-30
Voorbeeld van vergrendelde PID's
43
Data grafisch weergeven