NL
BESCHRIJVING BASISWERKING
MENGCIRCUIT VOOR VERWARMING
STAND-PIPE TEMPERATURE CALCULATION
De bovenste begrenzing van de temperatuurberekening van de standbuis wordt
ingesteld met maximum standbuistemperatuur - parameters S2.6 en S3.6, onderste
begrenzing wordt ingesteld met minimum standbuistemperatuur - parameters S2.5 en
S3.5. Parameters S2.1 en S3.1 worden gebruikt om de invloed van de afwijking van de
kamertemperatuur op de temperatuurberekening van de standbuis, en met parameters
P2.2 en P3.2 kunt u de parallelle verschuiving van de verwarmingscurve aanpassen.
UITSCHAKELING VERWARMING
Als de berekende retourpijptemperatuur niet een paar °C hoger is dan de kamer-
temperatuur, wordt de verwarming automatisch uitgeschakeld. Verwarming wordt
automatisch uitgeschakeld als de kamertemperatuur niet gemeten wordt en wanneer
de buitentemperatuur in de buurt van de gewenste temperatuur komt. Het temperatu-
urverschil tussen de berekende standbuistemperatuur en de kamertemperatuur waarbij
de boiler uitgeschakeld zal worden, kan verhoogd of verlaagd worden met parameters
S2.13 en S3.13. Bij automatische uitschakeling, is een temperatuur van 4°C ingesteld
voor standbuistemperatuur en de circulatiepomp wordt met vertraging uitgeschakeld -
parameters S2.16 en S3.16. Andere modi voor de pompwerking kunnen gekozen worden
met parameters S2.4 en S3.4.
INTENSIEF - VERWARMING VERHOGEN
Definieer tijd en intensiteit van intensieve (VERHOGING) van de verwarming, die geac-
tiveerd wordt bij een overgang van het tijdprogramma van nacht- naar dagverwarming
met parameters P2.3, P2.4 voor het eerste en P3.3 voor het tweede verwarmingscircuit.
BEVEILIGING BOILER VOOR VLOEIBARE BRANDSTOF
Als de temperatuur van de boiler voor vloeibare brandstof onder de minimum
boilertemperatuur valt - parameter S5.1, zal de mengkraan geleidelijk sluiten.
Wanneer de boilertemperatuur voor vloeibare brandstof de maximum boilertemperatu-
ur overschrijdt - parameter S5.1, wordt de boilerbeveiliging geactiveerd.
BEVEILIGING BOILER VOOR VASTE BRANDSTOF
Als de temperatuur van de boiler voor vaste brandstof onder de minimum
boilertemperatuur valt - parameter S5.2, zal de mengkraan geleidelijk sluiten.
Wanneer de boilertemperatuur voor vaste brandstof de optimale werkingstemperatuur
overschrijdt, verhoogt de regelaar geleidelijk de berekende standbuistemperatuur.
Op die manier wordt oververhitting van de boiler voorkomen en het teveel aan warmte
wordt verdeeld over het gebouw. Als de boilertemperatuur voor vaste brandstof de
maximum boilertemperatuur overschrijdt - parameter S5.13, opent de mengkraan
geleidelijk tot de maximum standbuistemperatuur - parameters S2.6 en S3.6.
De beveiliging is uitgeschakeld, wanneer de boilertemperatuur onder de maximum
boilertemperatuur valt.
WARMTEACCUMULATOR
Als de temperatuur van de warmteaccumulator onder de minimum temperatuur van
de warmteaccumulator valt (parameter S5.3), zal de mengkraan geleidelijk sluiten.
Handleiding onderhoud instellingen
75