ONDERHOUDSPARAMETERS
Para-
Functie
meter
S6.14 MAX. PWM / 0-10
V VOOR POMP
S6.15 UITSCHAKELINGS-
PWM / 0-10 V
VOOR POMP
S6.16 INBOUWPOSITIE
VAN DE KOUDE-
SENSOR BIJ
VERSCHILTHER-
MOSTATEN
ONDERHOUDSINSTELLINGEN VOOR DE
WARMTEPOMP
Para-
Functie
meter
S7.1
WARMTEPOMP-
WERKINGSMODUS
S7.2 WARMTEPOMP -
MAX. TOEVOER
WATERTEMPERA-
TUUR
S7.3 WARMTEPOMP -
HYSTERESEWER-
KING
S7.4 WARMTEPOMP
- MIN. BUITEN-
TEMPERATUUR
VOOR WERKING
WARMTEPOMP
Handleiding onderhoud instellingen
Omschrijving
Maximum rotatie voor de pomp is
ingesteld. De instelling is enkel geldig
voor de snelheidsregeling van een zeer
doeltreffende circulatiepomp.
Een controllersignaal is ingesteld waar-
bij de pomp uitgeschakeld zal worden.
Deze instelling is enkel geldig voor
uiterst doeltreffende circulatiepompen
met detectie van onderbreking van het
controllersnoer.
Met deze instelling wordt bepaald,
"wat" met de Solarpomp wordt
verwarmd of "waar" de koelsensor
T8 van de verschilthermostaat wordt
geplaatst.
Omschrijving
Met deze instelling wordt bepaald of
de warmtepomp wordt gestuurd door
continue inschakeling of d.m.v. weersin-
vloeden.
Hier wordt de maximale bedrijfstempe-
ratuur van de warmtepomp ingesteld bij
een weersgestuurde aansturing.
Hier wordt de Hysterese van de warmte-
pompfunctie ingesteld.
Hier wordt de buitentemperatuur inge-
steld waarbij de werking van de pomp
onvoorwaardelijk wordt uitgeschakeld.
NL
Instelmogeli-
Waarde
jkheden
60 ÷100 %
100
0 ÷ 10 %
0
1- PROCES-
1
WATER-
VERWAR-
MER
2- WARM-
TEBUFFER
Instelmogeli-
Waarde
jkheden
1- ON/OFF
2
2-
WEERS-
GESTU-
URD
40 ÷ 70
50
°C
2 ÷ 10 °C
3
-30 ÷ 20
-10
°C
69