ONDERHOUDSPARAMETERS
Para-
Functie
meter
S5.18 MAXIMALE TEMP.
VAN DE ROOK-
GASSEN
S5.19 MIN. ROOK-
GASTEMP. VAN
KETEL MET VASTE
BRANDSTOF
S5.20 UITSCHAKELING
VERSCHIL VOOR
CONTROLE VAN
DE RETOUR NAAR
DE KETEL
Handleiding onderhoud instellingen
Omschrijving
Ingesteld wordt de maximale tempe-
ratuur van de rookgassen. Wordt de
ingestelde temperatuurwaarde van
de rookgassen overschreden, geeft
de regelaar een waarschuwing. Voor
deze functie is een rookgassensor en
de instelling S1.4=9 (voor T1) of S1.5=10
(voor T8) noodzakelijk.
Instelling van de max. rookgastempe-
ratuur van ketel met vaste brandstof,
waarboven de werking van de ketel
met vloeibare brandstof uitgeschakeld
wordt.
Deze optie wordt gebruikt als de ketel
met vaste brandstof en die met vlo-
eibare brandstof op dezelfde schoors-
teen aangesloten worden en werking
van dubbele ketel verboden is.
Stel ook parameter S1.4=12 (voor sen-
sor T1) of S1.5=13 (voor sensor T8) in.
IInstellen van uitschakeling verschil
(tussen ketel en boiler retourleiding
temperatuur) voor ketel retourleiding
pomp.
NL
Instelmogeli-
Waarde
jkheden
70 ÷ 350 °C 200
50 ÷ 150 °C 100
1 ÷ 20 °C
4
65