KEUZE BEDIENINGSMODUS
MANUELE BEDIENINGSMODUS
Deze bedieningsmodus wordt gebruikt voor het testen van het verwarmingscircuit of
bij een defect. Elke bedieningsoutput kan manueel in- of uitgeschakeld worden of op
automatische werking ingesteld worden.
SELECTIE VERWARMINGS- EN KOELMODUS:
Om om te schakelen tussen verwarmen en koelen, selecteert u het pictogram en drukt
u op de toets
.
VERWARMING
KOELING
Koelingbediening gebeurt via de thermostaat volgens de gewenste
kamertemperatuur, met een constante voorstroomtemperatuur.
De temperatuur wordt ingesteld met parameters S2.12 en S3.12.
Voor de koelfunctie moet een kamersensor of een kamerunit aangesloten
worden en het systeem voor koel watertoevoer moet zijn ingeschakeld.
Wanneer u tussen verwarming en koeling schakelt, moet u de gewenste
dag- en nachttemperatuur wijzigen.
UITSTOOTANALYSE:
Deze bedieningsmodus is bedoeld voor de meting van uitstoot. De regelaar activeert
brander en houdt de boilertemperatuur tussen 60°C en 70°C door adequate activatie
van branderlading (verwarmingscircuits, warmwater) en op die manier werkt de boiler
zonder dat de brander uitgeschakeld wordt. De functie stopt automatisch na 20 minuten
of het kan eerder uitgeschakeld worden door het pictogram opnieuw de selecteren.
Emissieanalyse kan ook worden geactiveerd met de knop
Gebruikershandleiding
Navigeer tussen individuele outputs R1 tot R9 met
knoppen
en
. Selecteer de output door op
drukken. Waarde AAN, UIT of AUTO
beginnen te knipperen. U kunt nu de status van de
uitgang wijzigen met knoppen
Bevestig de instelling door op
Verlaat de instelling door op
te
en
.
te drukken.
te drukken.
.
NL
31