96
Infotainmentsysteem
■ Gebruik de audioknop op het stuur‐
wiel, druk op de volume [+/-] toet‐
sen om het volume aan te passen.
■ Het huidige geluidsniveau wordt
aangegeven.
■ Bij aanzetten van het infotainment‐
systeem wordt vanzelf het geluids‐
niveau ingesteld dat eerder al was
geselecteerd (als dit lager is dan
het maximale beginvolume).
Volumebegrenzing bij hoge
temperatuur
Wanneer binnenin de radio de tem‐
peratuur zeer hoog wordt, begrenst
het infotainmentsysteem het instel‐
bare maximale volume.
Zo nodig wordt het volume automa‐
tisch verlaagd.
Geluidsinstellingen
Vanuit het menu Geluidsinstellingen
kunt u geluidsfuncties aan de hand
van het geluid van de FM/AM-radio of
DAB (alleen voor type A) en de func‐
ties van de betreffende audioplayer
verschillend instellen.
Druk TONE om de betreffende func‐
tiemodus te gebruiken.
Draai aan de draaiknop TUNE om de
gewenste klankinstelmodus te selec‐
teren en druk vervolgens op MENU.
Draai aan de draaiknop TUNE om de
gewenste klankinstelwaarde te selec‐
teren en druk vervolgens op MENU.
U kunt het huidige geselecteerde item
initialiseren door in de klankconfigu‐
ratiemodus langdurig op MENU te
drukken, of alle items van de klank‐
configuratiemodus initialiseren door
langdurig op TONE te drukken.
Menu Geluidsinstellingen
■ Bas: stel het lage tonen-niveau in
tussen -12 tot +12.
■ Middenbereik: stel het middenbe‐
reikniveau in tussen -12 tot +12.