162
Rijden en bediening
Trap het rempedaal in en druk op de
ontgrendelknop om te schakelen.
Schakelbewegingen waarbij u de ont‐
grendelknop moet indrukken zijn met
pijlen aangeduid.
Schakel vrijelijk.
9 Waarschuwing
Let op de volgende voorzorgs‐
maatregelen om beschadigingen
aan de transmissie te voorkomen:
Trap het rempedaal niet in bij het
schakelen van P of N naar R, D, 2
of 1.
Doet u dit wel, dan is het mogelijk
dat niet alleen de transmissie
wordt beschadigd, maar u kunt
ook de controle over de auto ver‐
liezen.
Gebruik zoveel mogelijk stand D.
Schakel nooit over naar P of R ter‐
wijl de auto in beweging is.
Houd de auto bij het stoppen op
een helling niet stil door het gas‐
pedaal in te trappen. Gebruik de
voetrem.
Trap het rempedaal in bij het over‐
schakelen van P of N naar R of
een vooruitversnelling.
Anders kan de transmissie be‐
schadigd raken of het voertuig kan
onverwacht gaan bewegen. Hier‐
door kan de bestuurder de con‐
trole over de auto verliezen, met
persoonlijk letsel of beschadigin‐
gen aan het voertuig of andere ei‐
gendommen tot gevolg.
Afremmen op de motor
Ga als volgt te werk om te profiteren
van de remwerking van motorcom‐
pressie in een lange afdaling:
Selecteer bij een automatische ver‐
snellingsbak zo nodig stand "2" of "1".
Afremmen op de motor werkt het best
in rijstand "1". Bij het inschakelen van
rijstand "1" bij een te hoog toerental
blijft de versnellingsbak in de huidige
versnelling staan totdat de auto lang‐
zamer rijdt.
Selecteer rijstand "2" voor gewoon af‐
remmen op de motor. Selecteer "1"
voor nog beter afremmen.
Let op
Het gebruik van motorcompressie
tijdens lange afdalingen in de ber‐
gen kan de levensduur van uw rem‐
men verlengen.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is
vastgereden in zand, modder of
sneeuw.
Beweeg de keuzehendel meermaals
tussen stand D en R heen en weer.