160
Rijden en bediening
Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐
kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 170, 3 228 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de
startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Automatische
versnellingsbak
De automatische versnellingsbak is
een elektronisch geregelde vierver‐
snellingsbak.
De vierde versnelling is een over‐
drive.
Auto starten
1. Na het opwarmen van de motor
houdt u het rempedaal ingetrapt
en zet u de keuzehendel in de
stand R, D, 2 of 1.
Voorzichtig
Schakel niet tussen D (rijden) en R
(achteruit) of P (parkeren) terwijl
de auto in beweging is. Hierdoor
raakt de transmissie beschadigd
en ontstaat er persoonlijk letsel.
2. Zet de handrem los en haal de
voet van het rempedaal.
3. Trap het gaspedaal langzaam in
om weg te rijden.
Keuzehendel
P (PARK): vergrendelt de voorwielen.
Selecteer P alleen als de auto stil‐
staat en de handrem is aangetrokken.
R (REVERSE): selecteer R alleen
wanneer de auto stationair draait.
N (NEUTRAL): neutrale versnelling.
D: deze rijstand dient voor alle nor‐
male rijomstandigheden. Hiermee
kan de versnellingsbak alle vier voor‐
uitversnellingen inschakelen. De
vierde versnelling is overdrive waar‐
mee de motorsnelheid en het geluids‐
niveau wordt verminderd en meer
brandstof wordt bespaard.