28
Sleutels, portieren en ruiten
<Type 2>
Wanneer een ongeldige sleutel wordt
gebruikt, knippert de controlelamp en
kan de auto niet worden gestart.
Automatische
portiervergrendeling
Wanneer het portier niet wordt ge‐
opend of de stand van de contact‐
sleutel zich niet binnen 30 seconden
na het ontgrendelen met de handzen‐
der in ACC of ON bevindt, worden alle
portieren automatisch gesloten.
Startonderbreker
De startbeveiliging voorziet in een bij‐
komende antidiefstalbeveiliging van
de auto waarin deze is geïnstalleerd
en voorkomt dat de auto wordt gestart
door personen die hiertoe niet be‐
voegd zijn. De geldige sleutel voor
een auto die is uitgerust met een
startbeveiliging is een contactsleutel
met ingebouwde zender die elektro‐
nisch is gecodeerd. De zender is on‐
zichtbaar in de contactsleutel ge‐
plaatst.
Alleen met sleutels met een geldige
transpondercode kan de motor wor‐
den gestart.
Met ongeldige sleutels kunnen alleen
de portieren worden geopend.
De startonderbreker treedt automa‐
tisch in werking als het contact in
stand LOCK wordt gezet en de sleutel
uit het contactslot wordt verwijderd.
Het controlelampje van de startbevei‐
liging geeft de volgende informatie:
■ Als er een storing is in de startbe‐
veiliging (inclusief de automatische
sleutelinleermodus) wanneer de
contactschakelaar in de stand ON
of START staat, knippert het con‐
trolelampje van de startbeveiliging
of gaat het vast branden.
■ In sommige Europese landen wordt
optioneel een bijkomende startbe‐
veiliging gebruikt om de auto nog
beter te beveiligen. Als de module
door een nieuwe wordt vervangen,
kan de auto niet worden gestart. Als
de auto niet kan worden gestart of
het controlelampje van de startbe‐
veiliging knippert of vast brandt,
dan moet u het systeem door een
erkende werkplaats laten controle‐
ren.