5.3.2
Achteruit rijden
GEVAAR
Gevaar voor personen of dieren als de machine achteruit rijdt!
Controleer vóór het achteruit rijden de gevarenzone naast en achter de machine. Beweeg
de machine alleen als zich geen personen of dieren in de gevarenzone van de machine
bevinden.
Functie "Achteruit rijden" inschakelen:
1.
Schakel de parkeerrem uit.
2.
Duw de FNR-schakelaar (7) omlaag.
De functie "Achteruit rijden" is geactiveerd. Op het
dashboard brandt het controlelampje "Rijrichting
achteruit" (Afb. 5-93/3).
3.
Controleer de gevarenzone naast en achter de
machine. Gebruik hiervoor de spiegels en het
scherm van de achteruitrijcamera.
4.
Stuur personen of dieren uit de gevarenzone van
de machine voordat u achteruit gaat rijden.
5.
Versnel of vertraag de machine via het rijpedaal.
Hoe dieper u het rijpedaal intrapt, hoe hoger de
rijsnelheid wordt.
6.
Stop de rijaandrijving zodra personen of dieren de
gevarenzone van de machine betreden.
Functie "Achteruit rijden" uitschakelen:
1.
Duw de FNR-schakelaar (7) naar het midden.
De functie "Achteruit rijden" is gedeactiveerd. Op
het dashboard dooft het controlelampje "Rijrichting
achteruit" (Afb. 5-93/3).
120
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
Opbouw en functie
7
Afb. 5-92
2
3
Afb. 5-93
Zelfrijdende voermengwagen