8. Laat het instrument draaien met het aanbevolen programma. Met deze optie moet het instrument
werken met de the HistoCore I-Scan, zijn de traceringsfuncties ingeschakeld en is de mand
gekoppeld aan een aanbevolen programma
A. Tik op de scanknoppen
B. Scan de streepjescode en maak de foto voor de mand. Zie stap 7C.
OK
C. Tik op
9. Plaats de manden in de betreffende retort en sluit de retortdeksel stevig.
Programma uitvoeren
10. Er verschijnt een dialoogvenster
Het getal dat standaard wordt weergegeven, wordt ingesteld door een beheerder
Verwerkingsinstellingen). Het is echter belangrijk dat u het juiste aantal cassettes invoert. Het nummer
dat u invoert, wordt door het reagensmanagementsysteem gebruikt om reagensconcentraties te berekenen.
Voer het aantal in en tik op OK. Het planningsscherm verschijnt nu.
HistoCore PEGASUS Plus
(→ Afb. 45-2)
als u klaar bent. Ga verder met stap 9.
(→ Afb. 40)
Afb. 40
Programma uitvoeren
(→ p. 144 – 8.3.4
Traceringsopties).
(→ Afb. 45-7).
waarmee u het aantal cassettes in de retort kunt aangeven.
(→ 8.3.2
5
1
63