ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN VEILIG UITVOEREN
Laat geen gereedschap of andere apparatuur slingeren
op de werkplaats. Reinig sporen van vet, olie of andere
stoffen waarover u zou kunnen uitglijden. Houd de werk-
plaats altijd schoon en netjes om alle werkzaamheden
veilig te kunnen verrichten.
Plaats doeken doordrenkt met vet en/of andere ontvlam-
bare materialen, ten behoeve van de veiligheid op de
werkplaats, in een veilige container.
Gebruik alleen geschikte apparatuur voor de werkzaam-
heden en zorg ervoor dat u die op de juiste manier ge-
bruikt. Gebruik van beschadigd, minderwaardig, kapot,
geïmproviseerd gereedschap of gereedschap dat niet ge-
schikt is voor de toepassing, zou kunnen leiden tot ern-
stige ongelukken.
Sla niet met een hamer of enig ander gereedschap tegen
de machine of enige delen daarvan; materiaalsplinters en
terugkaatsend gereedschap kunnen ongelukken veroor-
zaken.
Als inspectie of onderhoud aan een met modder, olie, enz.
bevuilde machine wordt verricht, bestaat het risico op uit-
glijden of vallen en is de visuele analyse van de onder-
delen lastiger. Reinig de machine zorgvuldig, vóór ieder
gebruik.
Voer de volgende handelingen uit voordat onderhoud
aan de machine wordt verricht:
• Parkeer de machine op een stevige, vlakke onder-
grond.
• Breng de giek volledig omlaag en schuif die in.
• Houd de giek omhoog en breng de veiligheidsstang aan
als de giek voor het onderhoud omhoog moet staan.
• Laat de motor ongeveer 60 seconden stationair draaien
om de motor af te laten koelen.
• Draai de contactsleutel om de motor uit te schakelen.
• Neem de sleutel uit het contact.
• Laat de restdruk uit het hydraulisch systeem door de
hendels van de hydraulische regelventielen herhaalde-
lijk met een uitgeschakelde motor te bedienen.
• Hang een bord met daarop "Onderhoud in uitvoering"
aan de cabinedeur en binnen aan de bedieningen.
• Breng barrières en afscheidingen aan om te voorko-
men dat onbevoegden de machine benaderen.
• Ontkoppel het accu-isolatiesysteem.
• Laat de motor afkoelen.
Verzeker u vóór aanvang van de werkzaamheden van de
onderhoudsprocedures.
Houd het werkgebied schoon en droog.
Smeer de machine niet en verricht geen onderhouds-
werkzaamheden als de machine in beweging is.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE
Voer nooit onderhoud uit terwijl de motor draait. Als het
noodzakelijk is het onderhoud met een draaiende motor
uit te voeren, mag dat alleen gedaan worden door per-
soneel dat is goedgekeurd door de dealer of de fabrikant
zelf.
Schakel de hulp van ten minste twee medewerkers in en
volg de onderstaande instructies:
• Er moet altijd één medewerker in de bestuurdersstoel
klaarzitten om de motor op ieder willekeurig moment uit
te kunnen schakelen. Alle medewerkers moeten con-
tact met elkaar houden.
• Ga uiterst zorgvuldig te werk om niet bekneld te ra-
ken tussen de onderdelen tijdens werkzaamheden in
de buurt van de ventilator, de riem of andere draaiende
delen.
• Raak geen hendels of bedieningspedalen aan. Als een
hendel of pedaal bediend moet worden, waarschuw
dan altijd de medewerkers, zodat ze op een veilige af-
stand kunnen gaan staan.
• Laat niets vallen en breng niets aan in draaiende delen
van de machine; deze delen kunnen afbreken of door
de lucht worden geslingerd.
Als voor de assistentie of het onderhoud werkzaamheden
onder de werkuitrusting of onder de machine moeten wor-
den uitgevoerd, zet de werkuitrusting en de machine dan
stevig vast met blokken en dragers die stevig genoeg zijn
om het gewicht te dragen.
Bewaar de accessoires die van de machine zijn geno-
men op een veilige plaats, waar ze niet om kunnen val-
len. Tref de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen om te
voorkomen dat onbevoegden de opslagplaats betreden.
Leg geen metalen voorwerpen op de accu.
Ontkoppel de accukabels voordat werkzaamheden wor-
den verricht aan het elektrisch systeem of voordat las-
werkzaamheden aan de machine worden verricht.
Laswerkzaamheden moeten altijd worden verricht door
een gekwalificeerd lasser en op een plaats die is uitge-
rust met adequate apparatuur. Tijdens laswerkzaamhe-
den bestaat het gevaar op gaslekken, brand of elektrische
schokken; voorkom daarom dat dergelijke werkzaamhe-
den worden uitgevoerd door ongekwalificeerd personeel.
Sluit de lasmachine tijdens het booglassen zo dicht moge-
lijk bij het te lassen gedeelte aan op de massa, maar voor-
kom in ieder geval dat elektrische stroom door de kogella-
gers, scharnieren, hydraulische cilinders of heen-en-weer
schuivende delen loopt. Als in de buurt van de olie- of
brandstoftank moet worden gelast, tap deze dan af voor-
dat wordt aangevangen met de laswerkzaamheden.
2-39