Parkeerrem
Iedere keer als u de machine verlaat, terwijl de motor (sta-
tionair) draait, moet de parkeerrem worden ingeschakeld,
zelfs als u maar tijdelijk parkeert en zelfs als de machine
stationair draait met de poten van de stabilisatiesteunen
omlaag (indien van toepassing). De rem wordt automa-
tisch ingeschakeld als de motor wordt afgezet.
Als op de schakelaar (A) wordt gedrukt, wordt de parkeer-
rem ingeschakeld, en geven de waarschuwingslampjes
op de knop en op het centrale dashboard aan dat die is
ingeschakeld. Als de parkeerrem is ingeschakeld, kan de
machine niet bewegen en is de hydrostatische transmis-
sie uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk om de efficiëntie van de parkeerrem
te controleren:
1.
Ga in de machine zitten en doe uw veiligheidsgordel
om.
2.
Start de motor.
3.
Parkeer de machine op een droge, vlakke onder-
grond.
4.
Schakel de parkeerrem in.
5.
Breng de werktuigen omhoog om ze in de juiste
transportstand te zetten.
6.
Schakel de langzame versnelling in.
7.
Activeer de schakelaar van de vooruitversnelling.
8.
Als de machine niet heeft bewogen, gebruik dan het
gaspedaal om de motortoeren geleidelijk op te voe-
ren tot 1500 RPM. De machine mag niet bewegen.
9.
Voer de test niet langer uit dan 20 s.
10. Laat de rem door een Support Centre controleren, als
de machine tijdens de test heeft bewogen.
LET OP: Als de parkeerrem kapot is, mag de machine
niet gebruikt worden.
LET OP: Onbevoegde wijzigingen aan de asverhoudin-
gen, het gewicht van de machine, de grootte van de wie-
len en banden kan afbreuk doen aan de efficiëntie van de
parkeerrem.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
1
LEIL14TLH0555BA