3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Waterpas
De waterpas (1) zit rechts van de bestuurder. Hij wordt
gebruikt om te controleren of de machine correct is geni-
velleerd. De luchtbel moet zich nabij het midden van de
waterpas bevinden; in ieder geval moet de bel niet meer
dan 2 ° uit het midden zijn, aangezien de machine dan
niet meer in een veilige toestand zou verkeren.
LET OP: Om volledig veilig te kunnen werken, moet de
machine waterpas staan, met een maximaal toelaatbare
hoek van 2 °.
5
LEIL14TLH0556BA
3-14