Verbinden met een printer via Wi-Fi
(2)
Wilt u een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen via een toegangspunt, zie "Wi-Fi-
z
verbinding via toegangspunten" ( = 382).
358
4
Controleer de SSID (netwerknaam)
(1)
en het wachtwoord.
Controleer de SSID (1) en het
z
wachtwoord (2) die op de camera
worden weergegeven.
Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie
z
[Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt
het wachtwoord niet weergegeven of
gevraagd ( = 393).
5
Configureer de printer.
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu
z
van de printer de SSID die u hebt
gecontroleerd.
Voer als wachtwoord het in stap 4
z
gecontroleerde wachtwoord in.
6
Selecteer de printer.
Selecteer in de lijst met gedetecteerde
z
printers de gewenste printer voor een
Wi-Fi-verbinding.
Als uw voorkeursprinter niet in de lijst
z
wordt weergegeven, kunt u door [Zoek
opnieuw] te selecteren de camera
inschakelen om uw printer te zoeken.