De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de
z
camera hebt uitgeschakeld.
Flitsbelichtingscompensatie kan ook worden ingesteld door bij stap 2 aan het
z
instelwiel <6> te draaien.
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen met [Func.inst. int. flitser]
z
in [z: Flitsbesturing] ( = 252).
FE-vergrendeling
Opnamen maken met FE-vergrendeling (flitsbelichting) zorgt voor een juiste
flitsbelichting van het door u opgegeven deel van het onderwerp.
Het pictogram [D] knippert wanneer onderwerpen te veraf zijn en uw opnamen
z
donker zouden worden. Nader het onderwerp en herhaal stap 2–4.
1
Gebruik de hendel <I> om de
flitser uit te klappen.
Druk de ontspanknop half in en
z
controleer of het pictogram [ I ] op het
scherm verschijnt.
2
Stel scherp op het onderwerp.
3
Druk op de knop <A> (8).
Zorg dat het onderwerp zich in het
z
midden van het scherm bevindt en druk
vervolgens op de knop <A>.
De flitser flitst een keer voor en
z
het vereiste flitssterkteniveau blijft
behouden.
[d] brandt.
z
Telkens wanneer u op de knop <A>
z
drukt, flitst de flitser een keer voor en
blijft het flitssterkteniveau dat nodig is
voor de opname behouden.
4
Maak de opname.
Bepaal de compositie en druk de
z
ontspanknop helemaal in.
M
247