Richtlijnen voor de ISO-snelheid
Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico
z
vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop
is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige
opnameomstandigheden.
Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een
z
groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik
maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.
Kan ook worden ingesteld met [ISO-snelheid] in [z ISO-snelheidsinst.].
z
Als onder [ 5 : Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [ISO vergroten]
z
ingesteld is op [1:Aan], kan "H" (equivalent aan ISO 51200) ook worden
geselecteerd ( = 459).
Beeldruis (zoals lichtpuntjes of -strepen) kan toenemen en de schijnbare
z
resolutie kan afnemen bij H (equivalent aan ISO 51200), omdat dit een
uitgebreide ISO-snelheid is.
Als [z: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Inschak.] of [Vergroot]
z
( = 142), kunnen ISO 100/125/160 en H (equivalent aan ISO 51200) niet
worden geselecteerd.
Wanneer u opnamen maakt met een hoge ISO-snelheid of lange belichting, kan
z
dit beeldruis (korrelig beeld, lichtpuntjes, strepen, enzovoort) of onregelmatige
kleuren veroorzaken en kunnen kleurtinten afwijken.
Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis
z
veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge
temperatuur en lange belichtingstijd, kan het zijn dat opnamen niet goed
worden opgeslagen.
Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te
z
fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn.
ISO-snelheidsinstellingen
139