Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door
de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere
belichting) te maken.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodus [ d ],
[ s ], [ f ] of [ a ]. U kunt belichtingscompensatie instellen tot maximaal
±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Zie = 111 voor informatie over belichtingscompensatie als de modus [ a ]
en ISO auto beide zijn ingesteld.
Langere belichting voor
een helderder beeld
Kortere belichting voor een
donkerder beeld
Als [z: Auto optimalisatie helderheid] ( = 141) is ingesteld op een andere
z
optie dan [Uitschak.], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een
kleinere belichtingscompensatie voor een donkerder opname is ingesteld.
De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de
z
camera hebt uitgeschakeld.
Instellen is ook mogelijk met [z: Bel.comp.].
z
1
Selecteer de indicator voor het
belichtingsniveau.
Druk op de pijltjestoets < W > en selecteer
z
de indicator van het belichtingsniveau.
2
Stel de waarde voor de
compensatie in.
Kijk naar het scherm en stel de waarde
z
in door aan het instelwiel <6> te
draaien.
Een pictogram [O] wordt weergegeven
z
om de belichtingscompensatie aan te
geven.
3
Maak de opname.
Als u de belichtingscompensatie wilt
z
annuleren, stelt u de indicator voor
het belichtingsniveau [ N ] in op de
standaardbelichtingsindex ([ C ]).
M
137